De huisboktor (Hylotrupes bajulus) is een kever uit de familie boktorren (Cerambycidae). Afhankelijk van hoe goed de larve het heeft gehad wordt de boktor ongeveer 10 tot 25 millimeter lang en zoals alle boktorren is het lichaam langgerekt, de poten en tasters zijn dun en sprieterig, de tasters zijn ongeveer de helft van de lichaamslengte en naar achteren gebogen. De kleur is zwart, het halsschild is rond maar heeft twee bultachtige uitsteeksels, op de dekschilden zitten vooraan twee niet altijd goed zichtbare witte haarvlekken met vaak nog lichtere vlekken eromheen. Ook het halsschild is behaard met kleine, witte haartjes.
De boktor zelf leeft niet van hout en leeft bovendien maar twee weken. De larve echter is zeer vraatzuchtig en kan meer dan tien jaar oud worden voor de verpopping plaatsvindt, hoewel vier tot vijf jaar gebruikelijker is en als de omstandigheden gunstig zijn nog sneller. De hoeveelheid aangevreten hout is enorm en de larven kunnen indien ze al te massaal voorkomen hele dakconstructies wegvreten. In oude gebouwen moet de boktor als een gevaar worden gezien.
Vrouwtjes leggen na de paring tot 200 eitjes in naden van het hout, de larven komen na enkele weken tot meer dan een maand uit. Ze boren zich in het hout maar blijven de eerste tijd nog vlak onder het oppervlak zitten. Na enige jaren knaagt de larve zich dieper in het hout. Een jonge larve voor de eerste vervelling ziet er uit als een vliegenmade; wit, niet duidelijk gesegmenteerd en wormachtig. De gangen hebben een breedte van 4 tot 5 millimeter en als de larve gaat verpoppen is hij ongeveer 3 centimeter lang. De larve is dan uitgegroeid tot een witte, rups-achtige vorm en de voorkant is twee keer zo dik als de achterzijde, de oranjebruine kop is duidelijk zichtbaar. Na de verpopping knaagt de kever zich van juni tot september naar buiten; de uitvliegopening is ovaal, bijna een centimeter breed en heeft gerafelde randen.